Vondst van oude munten

Uit Historie Nietap-Terheijl

Aan het einde van de vorige en het begin van deze eeuw zijn er in totaal in Nietap 58 gouden munten gevonden. Deze bijzondere muntschat is tot op heden één van de grootste uit de merovingische periode die uit de Nederlandse bodem tevoorschijn is gekomen.

Kaart van de plaats waar de muntschat in Nietap gevonden is.

De ronde exemplaren werden 'ontdekt' op percelen ten zuiden en zuid-westen van het huis 'Lindenstein', gelegen aan een niet meer bestaande zijtak van de Meerweg, dat als laatste door de familie Wouterse werd bewoond. Op deze plaats werd namelijk sinds 1884 potklei gewonnen voor de steenbakkerij van de heer K.S. Gunter. De kleilaag bevond zich op die plaats op ongeveer 1 meter diepte en moest dus eerst van een bovenlaag, bestaande uit losse zwarte aarde, worden ontdaan, voor deze kon worden weggegraven. De bij die gelegenheid verwijderde aarde werd meestal op het oorspronkelijke perceel teruggebracht nadat de klei daar was weggestoken. Het eerste muntje werd rond 1866 gevonden, op een molshoop (!) in 't hooiland bij het huis 'Lindenstein'.

Het restant van de muntjes werd in de beginjaren van deze eeuw nagenoeg op dezelfde plaats door de eigenaar van de grond, de heer K.S. Gunter en zoon K. Gunter, gevonden. Ook een arbeider vond twee munten maar verkocht ze spoedig door in Nietap, mogelijk aan de heer Jacob Santee. Dat er oude exemplaren tussen zaten, blijkt wel uit het feit dat er een muntje bij was dat was geslagen te Viviers rond het jaar 595 en weer een ander te Constantinopel tussen de jaren 616 en 625. Opvallend is echter ook het grote aantal munten dat afkomstig is uit onbekende Friese ateliers, omschreven als het type 'Dronrijp'.

Deel van de muntschat die in Nietap gevonden is.

Alle muntjes hebben bijna dezelfde hoofdkenmerken: op de voorzijden een kop naar links of naar rechts, met als omschrift meestal een plaatsnaam; de keerzijden vertonen een kruis met bijtekens die de waarde danwel de herkomst van het stuk aangeven. Vermoedelijk is de goudschat omstreeks 650 op de plek waar toen nog moeras was, begraven. Deze onherbergzame plaats was mogelijk met opzet gekozen door een plaatselijke leider van een naburige, vroegmiddeleeuwse nederzetting.

Het zou dan gaan om een offer aan de goden. Het is echter ook mogelijk dat er in de zevende eeuw al een doorgang over de Leecke was. Een reiziger zou dan zijn bezit aan de aarde hebben toevertrouwd om deze (enige?) tijd veilig te stellen.

De in Nietap gevonden munten bevinden zich thans op vier verschillende plaatsen. Het eerst gevonden gouden muntje, uit plusminus 1866 is in partikulier bezit. De rest is ondergebracht in het Koninklijk Penningkabinet, het Rijksmuseum van Oudheden en het merendeel (22 stuks) in het Provinciaal Museum van Drenthe. Dankzij een donatie van de stichting Vrienden van het Drents Museum heeft het museum nog zes munten uit Nietap kunnen aankopen.

==Boeken==
De 7e-eeuwse muntvondst van Nietap

Over het onderzoek naar de muntschat is in het Jaarboek voor Munt- en Penningkunde (deel 62-64 1975-1977, pagina 23-62 en 193-208) het artikel "De 7e-eeuwse muntvondst van Nietap" verschenen van de hand van de heer Arent Pol. De heer Pol heeft een kopie van dit artikel beschikbaar gesteld voor op onze website. Als er iemand nog nadere informatie over de vindplaats, het vinden en wat er daarna met de vondsten gebeurde heeft die tot nu toe onbekend gebleven is en/of een aanvulling op deze pagina is, dan horen wij en de heer Pol dat graag!

De muntschat is te zien in het Drents Museum in Assen, op de afdeling Archeologie, verdieping -1, in de onderdoorgang naar het kindermuseum.

==Bronnen==
Bron(nen):