Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland afdeling Nietap
Het houden van bijen is al eeuwenoud. De beestjes dragen zorg voor de nodige bestuiving, die weer een belangrijke schakel is in de reeks: bloembestuiving, bevruchting, zaadvorming, vruchtvoming.
De Drentse bijenstal werd gemaakt van veenplaggen, liggers en palen van berkehout. Het dakje werd gedekt met plaggen. Vocht veroorzaakt niet alleen ziekten onder de volken, maar ook de raten gaan er door schimmelen. De korven werden naar de koolzaad, boekweit, klaver en de heide gebracht. De oogst was afhankelijk van het weer. Vroeger werd er veel meer honing geoogst dan tegenwoordig. Boekweit wordt niet meer verbouwd en onkruidvelden zijn zo goed als verdwenen. En de heidevelden zijn nog maar heel klein vergeleken bij die van vroeger. Toen was de imkerij een belangrijke neventaak van de boer. Brood moest er op de plank komen, al was de opbrengst van de honing, zo'n 12 cent per pond, geen vetpot.
In 1906 werd in Nietap een afdeling van de 'Vereniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland' opgericht, onder de naam 'Vereniging van Bijenhouders Het Noorden', in het Westerkwartier, Groningen en Noordelijk Drenthe. De leden betaalden destijds een contributie van één gulden.
De Nietapster bijenvereniging, dat als orgaan 'Het Groentje' kende, had in 1917 - 77 leden, in 1941 81, in 1945 154. Deze stijging werd veroorzaakt door het bonnensysteem. Honing was te koop op een bon voor jam, dus was het logisch dat de imkers zelf iets achter hielden. In 1986 telde de vereniging 62 leden.
Het meest prominente lid van de bijenvereniging is wellicht Kees Graanstra geweest. Op achtjarige leeftijd leerde hij al van z'n vader hoe hij een zwerm bijen in de korf moest doen. Ontelbare malen is hij nadien gestoken, maar na verloop van tijd was hij hiervoor immuun geworden. Z'n hele leven heeft Kees Graanstra tussen de bijen doorgebracht. In de jaren zestig heeft hij ooit eens met een imkerswagen aan de Rodermarktoptocht deelgenomen.
Bron(nen): |
|