Paviljoen Leekstermeer
De geschiedenis van het Paviljoen aan het Leekstermeer begint met Johannes Elias Vroom, geboren te Groningen in 1900, en zijn vrouw Geertruida Kamstra. Jo Vroom was loodgietersknecht in Groningen. In 1927 bouwde hij op een achterplaats aan de Melkweg te Groningen een zomerhuisje in losse panelen. De bedoeling was dit huisje aan de Nietapster kant van het Leekstermeer op te zetten.
Eind 1927 was het bouwpakket klaar en in januari 1928 brachten Jo en zijn broer de onderdelen per handkar via Oostwold en Leek naar de plaats van bestemming, de Nietapsterkant van het Leekstermeer. Onderweg, in Oostwold, werd in verband met een zware sneeuwbui gestopt. Op een geleende fiets reed Jo vervolgens naar zijn zwager Jelle Kamstra te Leek, die daar een loodgietersbedrijfje had. Van Jelle werd een trekhond geleend en Jo ging terug naar Oostwold. De hond werd voor de handkar gespannen en via Leek, Nietap en de Hooilandschelaan trokken ze naar het Leekstermeer. Hierna werd het huisje aan de oever van het meer, nagenoeg op de plaats van het huidige paviljoen, opgezet. Met deze bouwactiviteit wwrd de ontwikkeling van het watersportcentrum aan de Nietapster kant van het Leekstermeer is gestart.
Al op 17-jarige leeftijd had Jo Vroom de schoonheid van het Leekstermeer ontdekt. Zijn enthousiasme wist hij over te brengen op zijn zwagers Gerard Kamstra, wonende aan de Hoge der Aa te Groningen en eigenaar van een loodgietersbedrijf en Jan Kamstra, als loodgietersknecht werkzaam bij zijn broer Gerard, eveneens woonachtig te Groningen. Hij kreeg hen zover ook een zomerhuisje aan het Leekstermeer te bouwen. Gerard Kamstra en zijn vrouw Antje Kastje zetten hun huisje, gezien op onderstaande tekening, aan de linkerzijde, Jo Vroom zijn huisje aan de rechterzijde en Jan Kamstra zijn huisje in het midden.
Van Zanten
De toenmalige watermolenaar aan het Leekstermeer, Meindert van Zanten, bezat eind van de twintiger jaren van de 20ste eeuw voor de pleziervaart en de sportvisserij reeds enkele zeil- en roeiboten voor de verhuur. Van Zanten wilde het botenbestand wel uitbreiden. Van het molenaarsinkomen alleen kon hij met zijn gezin nauwelijks rondkomen.
Een uitkomst bracht Berend Hoiting, smid van beroep en wonende te Hoogkerk. Berend was een verwoed zeiler en zeer vaardig in het bouwen van met name ijzeren boten. Hoitings kennis en vaardigheid op het gebied van botenbouw kwam Meindert van Zanten dus goed van pas. Hoiting bouwde toen diverse boten voor hem. De Hoitings hadden geen zomerhuis aan het meer. Zij zetten voor het watergemaal hun tent op. Hiermede waren de Hoitings de eerste kampeerders aan de Nietapster kant van het meer
Het Leekstermeer was in die tijd nog niet via de huidige Meerweg bereikbaar. Pas in 1929 werd het pad vanaf het Hemrik langs de Jarse Gouwe tot aan het Leekstermeer doorgetrokken en van een zandlaag voorzien.
Op 27 juli 1929 schreef de Leekster Courant :
Van de nieuwe weg naar het Leekstermeer is de laatste dagen veel gebruik gemaakt. Het warme weer lokte uit naar ’t water om te baden of zeilen en roeien. De bootjes van den watermolenaar waren zondag alle op ’t meer en er waren nog liefhebbers die teleurgesteld moesten worden. ’t Is een mooie verbinding naar ’t meer geworden, doch de weg is wat erg mul.
Vanaf toen was het Leekstermeer via een (zand)weg bereikbaar. Op mooie dagen kwam men lopend, fietsend of zelfs per auto naar het meer. Voor watermolenaar Meindert van Zanten was dat een reden niet alleen roei- of zeilboten te verhuren, maar ook frisdranken (kogelflesjes) te verkopen. De zaken liepen goed, dat met name Jo Vroom Van Zanten adviseerde een paviljoen op te zetten. Meindert van Zanten zag wel iets in Vrooms ideeën. In maart 1933 vroeg Van Zanten aan het bestuur van het waterschap Leutingewolde een paviljoen te mogen bouwen op perceel L443, het stukje grond naast de geul aan de noordkant van de inlaatduiker. (Dit is vanuit de richting Nietap aan de linkerzijde van het einde van de huidige Meerweg).
Op 22 april 1933 besloot het bestuur van het waterschap Meindert van Zanten hiervoor permissie te geven tot wederopzegging met een jaarlijkse huursom van f 10, welke moest worden betaald telkenmale vóór of op 1 mei. Hierna vroeg Van Zanten via een advertentie een compagnon voor het opzetten van een paviljoen. Hierop reageerde Jan Hagendijk, wonende te Oosterhoogebrug in de gemeente Noorddijk.
Hagendijk
Jan Hagendijk, geboren in 1893, dokmeester van beroep, kende het water. Hij was enige tijd daarvoor teruggekeerd vanuit Nederlands Oost-Indië. Hagendijk en Van Zanten kwamen overeen om samen een paviljoen op te zetten. Nog in datzelfde jaar werd met de bouw van het paviljoen begonnen, zoals dat door architect Zondag was ontworpen. De bouw werd gegund aan aannemer Koning van de J.P.Santeeweg 38 te Nietap. De rietdekkers Derk en Piet Plas uit De Wilp verzorgden het rieten dak.
Al kort na de start verliep de samenwerking tussen Van Zanten en Hagendijk niet meer soepel, waardoor het compagnonschap uiteen viel. Meindert van Zanten ging alleen verder met de verhuur van boten, terwijl Jan Hagendijk verder het paviljoen exploiteerde.
De bouw van het paviljoen verliep verder voorspoedig.
Op 14 april 1934 schreef de Leekster Courant
Het Leekstermeer komt aanstaande zomer wel in trek, daar kan men verzekerd van zijn. Naar ons werd medegedeeld vorderen de plannen tot wegenaanleg enz. flink. Het paviljoen nadert zijn voltooiïng, terwijl verscheidene roei- en zeilboten, alsmede een motorboot in bestelling zijn. Bovendien komt er een geregelde motorbootdienst van Groningen naar het Leekstermeer.
In verband met de hoge waterstand van het Leekstermeer tijdens de wintermaanden, werd het paviljoen op palen gebouwd. Zodoende was er voldoende terrasmogelijkheid en ruimte voor een botenhuis onder het gebouw.
De feestelijke opening vond plaats op 10 mei 1934. Het paviljoen kreeg de naam ‘Meerlust’.
In dezelfde periode kocht Jan Hagendijk een boot, die hij verbouwde tot rondvaartboot. Aanvankelijk droeg de boot de naam ' Pelicaan' , dat met mooie grote koperen letters was aangebracht. Jan Hagendijk had hiervoor als dokwerker te Batavia in Ned-Indië gewerkt en hij wilde zijn rondvaartboot de naam ' ICAN ' = 'vis' in het Maleis, geven. De letters 'Pelicaan' werden hergebruikt en de boot voer nadien onder de naam ' ICAN ' over het Leekstermeer.
Het waren de crisisjaren en helaas brachten rondvaarten weinig op. Hierna kwamen de oorlogsjaren, waarin er totaal geen inkomsten waren. De rondvaartboot lag stil aan wal en werd na verloop van tijd deels gesloopt. Omstreeks 1947-1948 heeft Pieter Cnossen (zie hieronder) de gesloopte rondvaartboot omgebouwd tot woonark, waarin hij met zijn gezin de eerste jaren van zijn huwelijk woonde.
In 1936 vroeg Jan Hagendijk aan het bestuur Leutingewolde het perceeltje land gelegen tussen het paviljoen en het bemalingsgebouw te mogen huren om te gebruiken als parkeerterrein en voor het plaatsen (als het nodig was) van kampeertenten. Op 23 januari 1936 besloot het waterschap Hagendijk het gevraagde te verhuren voor f 10 per jaar, welk contract te allen tijde door het waterschap kon worden opgezegd. Jan Hagendijk had nu aan het einde van de huidige Meerweg een paviljoen, een parkeerterrein en (voor noodsituaties) een plaats voor kampeertenten.
Watermolenaar Meindert van Zanten overleed op 10 juni 1936.
In november 1938 ontstond er tussen de gemeente Roden, het waterschap Leutingewolde en Jan Hagendijk een discussie over
1.de toegekende oevergronden, 2.de grond waarop het paviljoen was gebouwd en over het feit 3.dat het bestuur van het waterschap Meindert van Zanten in 1933 toestemming had gegeven aan het Leekstermeer een paviljoen te mogen bouwen. Nu Van Zanten was overleden, was die toestemming vervallen.
Na vele vergaderingen trachtte men de problemen in der minne te schikken, zoals :
De gronden waarop het paviljoen werd gebouwd, wordt beschouwd te zijn het eigendom van de gemeente, mits de gemeente deze grond verkoopt aan Jan Hagendijk. Hierna werd Hagendijk eigenaar. De oevergronden, gelegen ten noorden van het paviljoen, waarop thans enige zomerhuisjes (die van de families Vroom en Kamstra) staan, komen in eigendom van de gemeente.
In 1940 besloot de gemeente dat de huisjes van de families Vroom en Kamstra moesten verdwijnen. Alhoewel er protest tegen dit besluit werd aangetekend, moest het toch worden uitgevoerd. Nog in datzelfde jaar bouwde Jan Hagendijk met toestemming van de gemeente op de plaats van de verdwenen zomerhuisjes een grote schuur.
Een gedeelte van de nieuw gebouwde schuur werd verhuurd aan de zeilvereniging 'De Bruinvis' en het overige deel gebruikte Jan Hagendijk zelf als onderhoud- en opslagplaats voor boten. In de ochtend van de 10e maart 1941, om 5 uur 's morgens, werd het paviljoen 'Meerlust' als gevolg van een felle brand totaal verwoest. De pas gebouwde schuur en het botenhuis bleven gespaard. Er werd sterk gedacht aan kwaadwilligheid, doch de ware oorzaak van de brand is nooit gevonden. Na de brand werd de in 1940 gebouwde schuur ingericht als paviljoen.
Op 26 februari 1944 werd bij acte van scheiding en deling door Haatje Hillebrands en Jan Hagendijk het terrein, op welk gedeelte door hen reeds drie zomerhuisjes waren gebouwd, verdeeld. Bij de verdeling werd Jan Hagendijk het gedeelte toegekend, waarop de huisjes ‘Corrie’ en ‘Gretha’ stonden.
Huisje Gretha stond het dichtst bij het paviljoen op een achter het paviljoen gelegen stuk terrein (moeras) tegen de dijk aan en daarachter lag het huisje Corrie.
Haatje Hillebrands kreeg het noordelijk gedeelte van het terrein (nabij de ingang van het Leeksterhoofddiep) toegekend waarop zijn zomerhuis ’De Rietpol’ stond. Overeen gekomen werd dat Hillebrands op dit terrein geen botenverhuurderij of paviljoen mocht stichten.
De huisjes waren aan het eind van de dertiger jaren door Hagendijk en Hillebrands gebouwd en in verband met de hoge waterstand tijdens de wintermaanden op palen. Vanaf 1945 kwam Pieter Cnossen uit Peize Jan Hagendijk tijdens de zomermaanden helpen.
In 1947 werd Jan Hagendijks echtgenote ziek en in mei l948 verkocht Hagendijk het paviljoen met botenhuis en omliggend land en water aan Pieter Cnossen.
Cnossen
Pieter Cnossen, geboren te Lioesens in 1920. Hij trouwde in 1948 met Hendrika Everdina van der Graaf uit Roden. In verband met het grote huisvestingsprobleem in die tijd betrokken zij de tot woning verbouwde rondvaartboot ‘Ican’.
Na enkele jaren bouwde Pieter Cnossen voor zichzelf een grotere woonark. De voormalige rondvaartboot was voor hem en zijn gezin te klein geworden. In het gezin Cnossen waren inmiddels twee kinderen geboren, waaronder Johannes Christianus (1949).
Na de watersnoodramp in 1953 werd de ark aan wal getrokken en pal naast de in 1940 gebouwde schuur gelegd.
Op 14 februari 1953 kocht Pieter Cnossen van Jan Hagendijk het perceel grond, waarop de zomerhuisjes Gretha en Corrie stonden.
Op 20 mei 1966 verkocht het bestuur van het waterschap een perceel weiland, genaamd 't Horntien' (zie onder 'Waterschap Leutingewolde'), met uitzondering van ongeveer de 5 are, zijnde het gedeelte waarop molenaar Sipke van der Heide in 1939 zijn (vee)schuur (naast zijn perceel Meerweg 11) had gebouwd, aan Pieter Cnossen. Ook dit terrein werd ingericht als camping.
Aan het eind van de zestiger, begin zeventiger jaren, groeide het paviljoen uit tot een 'echt' watersportcentrum.
In de periode 1970/1971 bouwden Pieter Cnossen en zijn zoon Johannes Christanus op de plaats waar in 1940 een schuur was gebouwd een nieuw paviljoen en in 1972 werd aan het nieuwe paviljoen een woning gebouwd. Voorts volgde in de jaren hierna de aanleg van een kampeerterrein en werd een kampwinkel gesticht.
Rond de Kerst 1977 verhuisden Pieter Cnossen en zijn vrouw naar hun nieuw gebouwde woning aan het Leekstermeer, nagenoeg op de plaats waar vroeger de watermolen stond. Hun zoon Johannes Christianus Cnossen en zijn gezin, reeds vanaf 1974 bij zijn ouders inwonend, werden nu hoofdbewoner van de paviljoenswoning. In december l984 verkocht Pieter Cnossen het paviljoen met toebehoren aan zijn zoon Johannes Christianus (Chris) Cnossen.
Cnossen junior
Op 3 october 1988 kocht Chris Cnossen van de Gebr. Thie uit Roden een perceel grond, gelegen in de directe omgeving van zijn kampeerterrein, dat eveneens werd ingericht als kampeerterrein. Het kreeg de naam ‘De Jarden’.
Met hulp van hun zonen Pieter (1977), Lucas (1979) en Jelle (1980) exploiteerden Chris Cnossen en zijn vrouw Tinie Mensing het paviljoen en zoals een luchtfoto laat zien ligt er zestig jaar na 10 mei 1934, de dag van de opening van het paviljoen ‘Meerlust’ aan de Nietapster kant van het Leekstermeer een uniek watersportcentrum.
In 1999 liet Chris Cnossen voor hem en zijn echtgenote naast het paviljoen een nieuwe woning bouwen.
In deze periode deed Cnossen junior het paviljoen over aan zijn twee zonen Lucas en Jelle, de derde generatie Cnossen aan het Leekstermeer.
De 3e generatie Cnossen aan het Leekstermeer
In 2006 werd het ‘oude’ paviljoen met woning vervangen door een nieuw paviljoen, met :
Panoramisch uitzicht over het natuurgebied 'Leekstermeer’ Groot terras en dakterras Diverse menukaarten, ook voor kinderen, feesten, bruiloften, buffetten en voor vergaderingen.
Bron(nen): |
|