N.V. Houtwarenfabriek H. Kok

Uit Historie Nietap-Terheijl
'Knieper Kok'.

Ooit was ‘knieper-Kok', aan de Thedemalaan nummer 13, gezichtsbepalend voor Nietap en wijde omgeving. De heer H. Kok nam in 1933 de houtzagerij over van Noorman, voorheen Barkmeyer. In 1936 werd begonnen met het maken van wasknijpers. In de glorietijd van de fabriek vonden bij Kok ruim 110 werknemers emplooi tussen de knijperhoutjes. Wekelijks verlieten een half miljoen wasknijpers de fabriek om verspreid te worden over maar liefst 25 landen! De meeste waren buiten Europa gelegen. Van het Nederlandse verbruik van wasknijpers kwam 95% uit de fabriek van Kok te Nietap.

Door de grote vraag naar wasknijpers direct na de oorlog en de beperkte mogelijkheden voor automatisering werd door Kok naar extra productiecapaciteit buiten de fabriek gezocht en gevonden. Gezinnen in Noordenveld en Westerkwartier die een bijverdienste zochten konden voor Kok wasknijpers gaan maken. Hiervoor werden zij voorzien van een aantal zakken losse houtjes en een kist met metalen veren. De metalen veren werden in het begin gemaakt door Rikkert Zuiderveld in zijn werkplaats aan de Schoolstraat in Roden. Onbevoegden hadden geen toegang tot deze werkplaats omdat hij de productiemethode geheim wilde houden. De verenproductie is later overgenomen door Kok en overgeplaatst naar de fabriek in Nietap. Met het ter beschikking gestelde gereedschap in de vorm van een tafel met mechaniek om de veer te openen en vervolgens de houtjes er in te schuiven ontstond de wasknijper. Deze werd vervolgens met behulp van een opsteekkam op een kaart gestoken. Afhankelijk van de afzetmarkt kon de kaart variëren in maat, vorm en aantal wasknijpers. Naast deze huisindustrie werden ook gevangenissen in Veenhuizen en sociale werkplaatsen ingeschakeld. Wekelijks werd een rantsoen losse houtjes, metalen veren en kartonnen opsteekkaarten thuisbezorgd. Een rantsoen bestond uit twee zakken losse houtjes en een kist metalen veren waarmee men 6000 wasknijpers maakte. De meeste thuiswerkers hadden hier voldoende aan. Sommige verwerkten twee rantsoenen in de week en enkelen zelfs drie. In het laatste geval was het een vereiste dat er veel kinderen in het gezin waren die mee konden helpen. Voor die kinderen geen pretje maar iedereen moest in die tijd z’n steentje bijdragen om als gezin het hoofd boven water te houden. De verdiensten voor het maken van wasknijpers was ook voor die tijd niet hoog. Voor een rantsoen werd tien gulden betaald, later verhoogd naar elf. Over de beloning werd wel veel geklaagd maar de alternatieven waren beperkt.

In 1972 werd, met ongeveer de helft van de werknemers, een productie gehaald van 4,5 miljoen knijpers per week. Sterke mechanisatie had de productie behoorlijk opgevoerd. Bovendien werkte men met zelf ontworpen machines. In dat jaar exporteerde men naar 47 landen! Voor de fabricage van het kleinood was vanzelfsprekend hout nodig. In het begin kocht de heer Kok zelf de beukenbomen van de Domeinen, onder andere op Het Loo en Soestdijk. Toen men daar niet meer aan de vraag kon voldoen werd via makelaars hout geïmporteerd uit Frankrijk en later uit Duitsland. Bij het verwerken van de Franse bomen moest men extra voorzichtig te werk gaan, omdat er uit de oorlog afkomstige kogels en granaatscherven in zouden kunnen zitten die de zagen konden beschadigen. De bomen werden per boot aangevoerd en gelost in Zuidhorn. Van daaruit werden ze met eigen vervoer naar Nietap getransporteerd. Later, in de zeventiger jaren, werden de bomen per spoor naar Groningen vervoerd. Dat waren er dan zo'n 200 grote wagons per jaar, met daarin 11 tot 12 duizend bomen. Het machinepark van Kok was hoofdzakelijk eigen fabricaat en door een vaste staf van vijf mensen gebouwd. Doodeenvoudig omdat er op dit gebied nog geen machines bestonden.

De Helling van de Fam. Veenstra achter de houtwarenfabriek. Voor 1907 was Kuipers de eigenaar. In de eervorige eeuw werden er houten boten gemaakt en later ook ijzeren. De laatste jaren werden er alleen reparaties verricht. Hessel Veenstra verkocht ook petroleum.

Het fabriekscomplex, dat alleen laagbouw kende, zag er niet echt indrukwekkend uit, maar de daden waren er groot! Naast de heer Kok was z'n zwager de heer H.Renken mededirekteur en was Botje Mulder jarenlang bedrijfsleider. In 1976 werd Kok overgenomen door de Nedac-Sorbo Groep BV uit Vorden. Bij de wasknijperfabrikant waren op dat moment nog 50 personen werkzaam. Zienderogen daalde dit aantal, omdat men de concurrentie met de Oosterse en Oost-Europese landen niet meer aan kon. Deze landen hadden het hout dichter bij de deur en konden tegen veel lagere lonen produceren. De laatste maanden van z'n bestaan had het bedrijf van Kok nog slechts twee(!) man in dienst. In 1990 werd het groene toegangshek definitief gesloten. Gedwongen ontslagen zijn overigens uitgebleven, want voor de betrokken werknemers werden regelingen getroffen. Een aantal van hen kon van de VUT-regeling gebruik maken. Voor Nietap was het verdwijnen van 'knieper-Kok' het einde van een 'industrieel monument'!

==Bronnen==
Bron(nen):