Friese schuren

Uit Historie Nietap-Terheijl

In de besloten boerengemeenschappen van Drenthe veranderde er door de eeuwen heen maar weinig. In het grensdorp Nietap hadden de boeren echter het voordeel dat ze in direkt kontakt stonden met hun Groninger buren. Bovendien waren ze gewend aan bezoekers en stonden waarschijnlijk wel open voor nieuwe ideeën. Zo verbouwden de boeren P.Heckma, Jan Hendricks Weima, Jan D.Wijterus en Willem Meints uit Nietap allen omstreeks 1740 hun boerderij tot een zogeheten Friese schuur. Dit type schuur is, zoals de naam al aangeeft, van Friese oorsprong en was al twee eeuwen eerder door de Groningse boeren overgenomen. Bij de traditionele Drentse schuren werd het vee meestal aan weerszijden van het middenpad gestald. Bij een Friese schuur was de stalling eenzijdig, in het zogeheten koehuis. Naast het koehuis was een grote ruimte voor de opslag van stro en voer. In het naburige Leutingewolde waren ook enkele boerderijen met een Friese schuur. Verder kwamen ze in Drenthe vrijwel niet voor.

Een van de grootste boerderijen van Nietap, het latere 'Vredeveen', dateert uit dezelfde periode. Achter het woonhuis werd eveneens een grote Friese schuur gebouwd met stallen voor dertig tot veertig koeien en acht paarden. De bouw van deze boerderij en de inrichting van de stal met zo'n grote veestapel zal wel veel bekijks hebben getrokken. Wat precies de bedoeling is geweest van deze grote opzet is niet duidelijk. Mogelijk ging het vooral om slachtvee voor de export naar andere streken. Over het op grote schaal verwerken van zuivel in die periode is niets bekend.

De ontginning van gronden ging door. Stukken bos, heide en veen werden in cultuur gebracht en het aantal bedrijven breidde zich langzaam uit. Veel grond werd in gebruik genomen voor akkerbouw met als hoofdteelt rogge. Alle bedrijven waren gemengd, hoewel de veestapel in de regel klein was. In 1813 werd het vee (melkkoeien, jongvee, paarden en schapen) van alle 'cueters' en boeren geregistreerd. Varkens werden niet meegeteld omdat daar geen belasting over hoefde te worden betaald. Bij de meeste huizen werd echter in november wel een varken geslacht en hingen 's winters de hammen en de worsten te drogen in de schouw.

Als voorbeeld van de omvang van de veestapels van de boeren in Nietap in 1813 volgen hier enkele gegevens. Op 'Vredeveen', in 1813 bewoond door Abraham Santee, was niet zoveel vee, zeven koeien, een kalf en een paard. Vermoedelijk was ook daar het meeste land in gebuik als bouwland, Abraham Santee handelde in granen. Bij zijn broer Jacob Santee was de stal voller, negen koeien, negen stuks jongvee, vier paarden en een schaap. Het aangrenzende bedrijf op Thedemaplaats was ook zijn eigendom en werd gepacht door Meint Harms. Diens veestapel bestond uit zes koeien, twee kalveren, twee paarden en drie schapen. Jacob Santee was bovendien eigenaar van drie boerderijen langs de weg naar Roden. De eerste boerderij stond op de plaats waar nu de boerderij 'Veldhoven' staat. Hoewel de huidige boerderij dateert uit het begin van deze eeuw, is de naam 'Veldhoven' al twee honderd jaar verbonden aan deze plaats. In 1813 woonde daar Hendrik Oostinga die op het moment van de telling geen eigen vee bezat.

De tweede boerderij stond aan de andere kant van de weg, wat verder naar Roden. Daar woonde toen Gerrit Jans Rozema met zijn gezin. Hun veestapel bestond uit vier koeien, twee stuks jongvee, drie schapen en twee paarden. Uit archiefonderzoek is gebleken dat deze boerderij de voor velen bekend klinkende naam 'De Dijkplaats' heeft gehad. In een verkoopakte uit 1860 waarin de erven van wijlen Marten Vroom enige bezittingen verkopen aan een landbouwer H.S.Veenstra uit Midwolde, wordt gesproken van 'De Oude Dijkplaats' en 'De Nieuwe Dijkplaats'. De 'Nieuwe Dijkplaats' is in 1847 vrijwel recht tegenover de oude boerderij gebouwd. Ongetwijfeld is de naam van de boerderijen in verband te brengen met de weg naar Roden die in oude archiefstukken 'Nijendijk' wordt genoemd.

De 'Oude Dijkplaats' is in 1909 gesloopt en de 'Nieuwe Dijkplaats' (vanaf de herbouw na een brand in 1930 'Dijkplaats' geheten) heeft enige jaren terug het veld moeten ruimen voor de rondweg Nietap Leek.

De derde boerderij van Jacob Santee lag nog verder naar Roden (nu J.P.Santecweg nr.100) en werd gepacht door Willem Claasen. Er werden tien koeien gemolken en voor het landwerk waren drie paarden aanwezig. Verder waren er nog zeven stuks jongvee en drie schapen. Ook nu nog heeft de boerderij met het voorhuis uit 1894 een agrarische bestemming.

De enkele schapen die de boeren hadden dienden voornamelijk voor de eigen wol. Op Terheijl was echter een schaapskudde van ongeveer tweehonderd schapen, waarmee de scheper de heide opging, richting Nieuw-Roden. Bij de verkoop van het landgoed Terheijl in 1853 werd ook 'De Scheperij', een 'boerenbehuizing met schuur, tuin, erf, landerijen, bosch en heide', in totaal ruim 26 bunder(!), te koop aangeboden. Koper was Gerzon Josef Levie, een welgestelde Joodse man uit Leek. In totaal kocht Levie bij deze verkoping voor f 8670,- land en goed. Ook nu nog herinnert de Schapenweg en een boerderij met de naam 'De Scheperij' aan de schaapskudde van Terheijl.

Tegelijk met de 'Scheperij' werden bij de verkoping in 1853 nog acht boerderijen en zes arbeidershuisjes verkocht, vaak aan de pachters zelf. De boerderijen waaronder die van huize Terheijl en 'Romen' hadden een gemiddelde grootte van vijf tot negen bunder. Bij de arbeidershuisjes hoorde een stuk een grond van een halve tot hele bunder.

Bij de verkoping kwamen ook grote stukken land in handen van locale investeerders, zoals Mr. A.Leuringh, burgemeester van Leek, die verder gingen met de ontginning van heide en veen. Dit leidde tot de bouw van nieuwe boerderijen zoals ten Noorden van de Tautenburgsingel langs de weg naar Roden. In 1832 staat die grond nog als veld op de kaart. De boerderij (nu 'Mariannehoeve') tegenover de Turfweg stond er als eerste en dateert uit 1857. In 1897 was deze boerderij eigendom van notaris G.J.H.Ebbinge Wubben uit Roden die ook het aangrenzende terrein van de steenbakkerij van Terheijl had gekocht. De totale oppervlakte van de gronden was 16 ha waaronder bos en heide. Later werden nog twee kleinere boerderijen gebouwd die inmiddels zijn afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Deze stond naast de Mariannehoeve, voor aan de weg, de andere verder het veld in aan de weg naar de steenbakkerij. Via de Tautenburgsingel en de weg naar de achterste boerderij kon het tolhuis aan de Turfweg worden ontlopen en notaris Wubben kreeg dan ook af en toe het verzoek of iemand daar langs mocht gaan. Hoewel hij nooit toestemming verleende, maakten sommigen toch even dat slingertje om het tolhuis heen.

==Bronnen==
Bron(nen):