De groei van de veehouderij

Uit Historie Nietap-Terheijl

Toen omstreeks 1890 in de omringende dorpen zuivelfabrieken werden opgericht kwam, zoals op veel meer plaatsen, ook in Nietap en Terheijl de melkveehouderij echt van de grond. Voor de boerenarbeiders en voormalige turfstekers werd het mogelijk een eigen bedrijfje met enig melkvee te starten. Met de kunstmest, de oplossing voor het tekort aan organische mest, boden de zuivelfabrieken nieuwe mogelijkheden voor de kleine bedrijven. De investering in een eigen boter- en kaasmakerij kon achterwege blijven want de zuivelfabrieken namen ook kleine hoeveelheden melk af. De grensplaats Nietap liet zich ook nu weer gelden want de melkrijders reden voor drie verschillende zuivelfabrieken te weten Roden, Tolbert en Marum.

Zowel de kleine als de grotere boerderijen waren meestal echte gezinsbedrijven waar vrouwen en kinderen regelmatig meewerkten. Bedrijven met vast personeel waren er praktisch niet. Toch waren er verscheidene boeren die hun bedrijf in de loop der jaren konden uitbreiden zoals Roelof Cazemier op 'Veldhoven'. Voor de bemesting van zijn land gebruikte hij slachtafval van de vleesexportfabriek Van Dam en Co. in Leek. Nu klinkt dat wat onaantrekkelijk maar indertijd was het een goedkope manier om het land vruchtbaar te maken, terwijl de kosten van kunstmest konden woorden uitgespaard. In 1924 kocht hij het tot dan gepachte bedrijf van de erfgenamen van Wibbina Pieters Santee en Klaas Pieters Pel. Zoon Jenne werd boer op 'Veldhoven’. Dochter Teke en schoonzoon Ab Meinema kochten in 1936 grond uit de nalatenschap van Roelof Deodatus uit Roden en lieten daar een nieuwe boerderij bouwen, even verder naar Roden toe.

==Bronnen==
Bron(nen):